DSM-5 criteria Parkinsonisme door neuroleptica of andere medicatie
332.1
Parkinsontremor, spierrigiditeit, akinesie (verminderd bewegen of de beweging niet snel kunnen inzetten), of bradykinesie (langzaam bewegen) die ontstaat binnen een paar weken na het starten met of het verhogen van de dosis van een geneesmiddel (bijvoorbeeld een neurolepticum) of na het verlagen van de dosis van een geneesmiddel dat wordt gebruikt om extrapiramidale symptomen te behandelen.